Het schip der woestijn vaart op weinig water

Peter Klaver, dierenarts Artis te Amsterdam.

Uit het boek: ¨De geur van kamelen, een kennismaking met een vreemd creatuur¨.

Jarenlang speculeerden en fantaseerden wetenschappers over de manier waarop kamelen en dromedarissen grote hoeveelheden water in hun lichaam opslaan. Ergens, in de bult of in een ander deel van het grote kamelenlijf, moest een ruimte zijn waar het dier vocht verzamelde. Want hoe anders kan het door de hete, droge en barre Afrikaanse en Aziatische woestijnstreken trekken zonder onderweg veel te drinken? Vreemde verhalen doen de ronde over het geheim van de kameel; zijn wonderlijke aanpassing aan een dorre leefomgeving blijft fascineren.

Volksverhalen vertellen ons over kamelenbulten vol kostbaar water. Weten- schappers hielden het tot voor kort op waterzakken in de maag en het verhaal doet de ronde dat een dorstige woestijnreiziger in noodgevallen het beste een kamelenmaag kan openen om zich te laven aan het heldere water dat daarin is opgeslagen. Maar de ongelukkige die een lege waterput aantrof en in vertwijfeling naar water zocht in de maag of de bult van zijn kameel heeft het avontuur waarschijnlijk niet overleefd.

De kamelenbult is gevuld met vet en de pens bevat een groene stinkende drab; dezelfde smurrie die een boze kameel, of zijn verwant de lama, graag zijn tegenstander of een nietsvermoedende dierentuinbezoeker toespuugt. De geheime watervoorraad van de kameel is ook na jarenlang zoeken en speculeren niet gevonden. Er is geen anatomisch bewijs voor geleverd en er is geen verborgen plek voor wateropslag gevonden. Het vet in de bult (een goedgevulde dromedarisbult kan wel veertig kilo vet bevatten) wordt weliswaar bij verbranding omgezet in energie en water, maar dat water verliest de kameel helaas via de extra ademhaling, die nodig is voor de verbranding van deze vetreserve.

De oplossing van het raadsel is dat de kameel vreselijk zuinig omspringt met kostbaar vocht en bovendien uitdro- ging van het lichaam goed verdraagt. Een kameel kan door vochtverlies een kwart van zijn gewicht verliezen zonder in al te grote moeilijkheden te komen. Wanneer het dier na een lange waterloze periode weer kan drinken, slurpt het in een keer wel meer dan honderd liter water naar binnen. Niet om het vocht op te slaan, maar om het water te vervangen dat verloren ging via verdamping, urine of uitwerpselen.

De mens verdraagt vochtverlies veel minder goed. De ontdekking dat op zekere dag de watervoorraad op is en de weg nog lang, is de nachtmerrie van iedere woestijnreiziger. Bij grote hitte treedt na twee waterloze dagen de dood in omdat het lichaam door transpiratie teveel vocht verliest. Een temperatuurstijging in ons lichaam van slechts een paar graden veroorzaakt koorts en doet ons ijlen, daarom zet het lichaam alles op alles om overtol- lige warmte kwijt te raken. Dat gebeurt door het verwijden van de opper- vlakkige bloedvaten, verdampen van zweet en hijgen of snel ademen. Bij een woestijnhitte van vijftig graden Celsius moet een mens wel een liter water per uur drinken om dit vochtverlies te compenseren. Bij dergelijke hoge temperaturen is er geen sprake meer van koeling door normaal warmteverlies, we warmen juist op door de omgeving.

Als er geen water voorradig is, wordt de situatie voor de woestijnreiziger al snel kritiek. Na het uitzweten van vijf liter water, zeven procent van het menselijk lichaamsgewicht, begint de nachtmerrie. Het bloed wordt stroperig en stroomt moeizaam door de aderen. De rode, ronde bloedcellen worden stugger en vouwen zich minder makkelijk door de capillairen. De hersenen krijgen het zwaar te verduren omdat de bloedtoevoer hapert. Waanvoorstellingen beroven de stervende van zijn zinnen, hij ziet fata morgana's en probeert misschien strompelend de lokkende poelen water te bereiken die echter verdampen wanneer hij dichter- bij komt. Na verdergaand vochtverlies treedt krankzinnigheid op en laat de dood niet lang meer op zich wachten.

Van watergebrek zal een kameel niet gauw wakker liggen, het dier is uitstekend toegerust voor een leven in de woestijn. Op allerlei manieren is het lichaam aangepast aan hitte en droogte, op ingenieuze wijze wordt vochtverlies tegengegaan. Maar zelfs al verliest de kameel een groot deel van zijn lichaamsgewicht aan vocht, dan nog blijven de organen goed functioneren. Het bloed bijvoorbeeld wordt niet snel stroperig omdat er bij uitdroging hooguit tien procent vocht aan onttrokken wordt. De rode bloedcellen - die kleiner zijn dan bij de mens - blijven door hun ovale vorm gemakkelijk door de kleinere bloedvaten stromen.

De kameel heeft nog vele andere aanpassingen om vochtverlies tegen te gaan of te verdragen. De lichaamstemperatuur kan zeven graden Celsius variëren, van 34 tot 41 graden, zonder dat de organen ontregeld raken. De zweetklieren werken bovendien pas wanneer de lichaamstemperatuur door extreme hitte of inspanning boven de veertig graden stijgt. Beperkte transpiratie bespaart veel water; een dorstende kameel zal op een hete woestijnzomerdag hoogstens zes liter water verdampen.

Wie wel eens verse kamelenkeutels in zijn hand heeft gehouden, weet hoe compact en droog ze zijn. Een wonder van efficiëntie. Ze bevatten bijna geen water. Als de kameel dreigt uit te drogen, onttrekt hij nog meer water aan zijn mest dan onder normale omstandigheden. Koeien raken wel twintig tot veertig liter water per dag kwijt via hun ontlasting, de kameel slechts twee liter of minder.

In de koudere maanden van het jaar kan het gebeuren dat een kameel maanden lang geen water drinkt. De enige voorwaarde is dat het dier naar hartelust kan grazen. De blaadjes en sappige stengels van groene struiken en planten bevatten zoveel water dat een kameel op een dag toch nog zeven liter urine produceert. Krijgt de kameel alleen maar droog voer en weinig water, dan slinkt de urineproduktie tot een liter vocht per dag. Als de kameel helemaal niets kan drinken en niet kan grazen dan verliest hij hooguit een halve liter urine. De nieren zijn in staat de urine sterk te concentreren, al naar gelang de noodzaak daartoe.

Brak of zout water verdragen de meeste zoogdieren niet, maar de kameel wel omdat de speciaal aangepaste nieren de zouten eruit halen en in de urine sterk concentreren. Een derde bijzondere aanpassing van de nieren is dat ureum, het afbraakpro- dukt van eiwitten, in het lichaam vastgehouden kan worden. Met het speeksel komt het in de pens terecht, waar de pensflora het ureum weer gebruikt voor het aanmaken van eiwitten.

In de zomer schijnt de zon in de woestijn onbarmhartig. Het grootste deel van de dag staat de vuurbol hoog aan de hemel en het vet van de kamelenbult vormt een ideale isolatielaag om de warmte buiten te houden. Haren op de rug en op andere zonbeschenen plekjes helpen ook om het lichaam koel te houden. De viltlaag werkt zo goed, dat er temperatuurverschillen van dertig graden gemeten worden tussen haarpunt en haarbasis. Bij een kameel loopt het zweet nooit in straaltjes van zijn lijf. De vochtdruppels verdampen onder de vacht op de huid zelf en geven zo een optimale afkoeling.

Kamelen volgen met hun kop altijd de zon. Door met de zon mee te draaien, raken de zonnestralen alleen het smalste deel van het lijf en is de warmteopname minimaal. Midden op de dag rusten kamelen, allemaal in dezelfde richting gedraaid, om inspanning te vermijden en zo waterverlies te beperken. Ze kruipen op het heetst van de dag zelfs naar elkaar toe als er nergens een schaduwrijk plekje te vinden is; twee dieren naast elkaar ontvangen minder warmte dan wanneer ze apart zitten. Om tijdens het zitten niet te veel warmte via de brandend hete woestijnbodem op te nemen, beschikken kamelen over dikke eeltplaten op plekken waar het lichaam de grond raakt: op de borst en de poten. De platen beschermen ook tegen verwondingen.

De lijst van aanpassingen lijkt oneindig. De lange poten van de kameel houden zijn hoofd letterlijk koel, want als het op de woestijnbodem zindert van de hitte, is het twee meter hoger zeker 20 graden koeler. Een kop op twee meter hoogte heeft nog meer voordelen; de kameel kan takken van bomen eten waar andere dieren niet bij kunnen en tijdens een niet al te hevige zandstorm suizen de zandkorrels vooral op borsthoogte voorbij. Pas bij hoge windsnelheden warrelt het zand hoger op, dan sluit de kameel zijn neusgaten en komt er een vlies over de ogen dat de oogbol tegen zand en uitdroging beschermt.

Zet een uitgedroogde kameel een bak met honderd liter water voor en hij slorpt het binnen enkele minuten helemaal op, daarmee zijn watertekort aanvullend. De meeste zoogdieren, inclusief de mens, zouden er dood bij neervallen. De rode bloedcellen knappen bij een snelle wateropname. De kameel kan het aan omdat het water slechts mondjesmaat uit de maag en darmen naar de rest van het lichaam wordt doorgegeven. Bovendien kunnen de rode bloedcellen van kamelen opzwellen tot twee en een half maal hun beginvolume zonder kapot te barsten. Door al deze wonderlijke aanpassingen kan een kameel heel lang zonder water. Hij overbrugt moeiteloos zeventien waterloze dagen in de hete zomer als hij tenminste niet hoeft te werken. Dit, gevoegd bij zijn golvende en sierlijke manier van lopen en het gemak waarmee de kameel zware lasten over grote afstanden vervoert, maakt dat het dier zijn bijnaam 'schip van de woestijn' ruimschoots waarmaakt.

¨De geur van kamelen, een kennismaking met een vreemde creatuur¨ . In dit fraai geïllustreerde boek komt de kameel (Camelus dromedarius) in al zijn aspecten aan de orde. Zijn gedrag, betekenis voor de nomaden, plaats in de geschiedenis en oude karavaantochten. Waarom kan een kameel zolang zonder water? Deze vraag beantwoordt dierenarts Peter Klaver in het hoofdstuk over de fysiologie van de kameel ¨Het schip der woestijn vaart op weinig water¨. Deze bijzondere bundel artikelen is geschreven door kamelen- kenners: bioloog, arabist, historicus, kunstliefhebber, illustrator, reiziger en de dierenarts van Artis.

¨De geur van kamelen¨
ISBN 90 5460 011 X, paperback
Prijs: fl 24,50
Uitgave Sahara Sociëteit, Uitgever Bulaaq, Amsterdam
104 blz, verschenen 1995, tweede druk 1996.